Na de oorlog was men gefixeerd op de ‘wederopbouw’ waarbij
de oude waarden weer moesten gelden. Hier moest de opkomende romanschrijver
Harry Mulisch niets van weten. In plaats van een optimistisch, levenskrachtig
beeld over te brengen, schreven jonge schrijvers als de Grote Drie over de mens in een sombere
zin. De goede bedoelingen waren voorgoed voorbij en de mens ‘is een zelfzuchtig
monster dat puur op eigengewin uit is’. Van de mens werd niet meer verwacht dat
hij naar het goede streeft. Alle schrijvers van de naoorlogse literatuur waren
cynisch: door de gruwelen van de oorlog geloofden ze nergens meer in. Ze
benadrukten dat de oorlog de jeugd van alle illusies heeft beroofd. De
personages hadden geen idealen of grote gevoelens, zoals liefde en geloof, meer
en waren erg onintellectueel. Het leven was uitzichtloos, toekomstdromen
bestonden niet meer.
Harry Mulisch was geboren in 1929 en was dus nog jong toen
de oorlog uitbrak. Zijn moeder was Joods en zijn vader een collaborateur,
waardoor hij de oorlog vanuit een aparte positie meemaakte. Mulisch heeft ook
wel gezegd: ‘Ik bèn de Tweede Wereldoorlog’. Bijna al zijn werk bestaat uit
romans met de oorlog als thema. Mulisch beschrijft psychologische en
filosofische kwesties naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog. In zijn
romans gaat het om schuld en verantwoordelijkheid en om goed en kwaad. Het
beste voorbeeld hiervan is wel De aanslag, geschreven door Mulisch in 1982.
De aanslag gaat over Anton Steenwijk, een 12-jarige jongen
die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Haarlem woonde met zijn ouders en broer.
Niet lang voor de bevrijding wordt er in zijn straat de NSB’er Ploeg vermoord
en wordt zijn lichaam voor het huis van Anton neergelegd. De Duitsers ontdekken
dit en steken het huis van Antons familie in brand. Anton wordt opgepakt en
brengt tijd door in een cel, waarna hij naar Amsterdam gaat om daar te wonen.
Na de bevrijding komt Anton erachter dat de Duitsers zijn broer en ouders
hebben vermoord. Wanneer hij terug komt in Haarlem in 1952 ontdekt hij daar het
gedenk-monument waarop ook de namen van Antons ouders staan. Na zijn studie
gaat Anton op kamers wonen. In 1956 komt hij Fake Ploeg, de zoon van de
vermoorde NSB’er, tegen. Ze gaan praten en Fake verdedigt zijn vader terwijl
Anton hem ervan probeert te overtuigen dat zijn vader wel fout zat. In 1961 trouwt
Anton met Saskia de Graaff. Op een begrafenis vijf jaar later ontmoet hij
oud-verzetsstrijder Takes. Hij verteld Anton dat hij diegene was die de NSB’er
heeft vermoord. Hij deed het samen met Truus Coster, een vrouw die Anton in de
cel had ontmoet toen hij twaalf was. Wanneer hij zijn oude buurvrouw Karin
Korteweg tegenkomt, zegt ze hem dat zij en haar man het lijk hadden verplaatst om
de hagedissen van haar man te sparen.
Het belangrijkste thema is schuld. Centraal staat de vraag:
wie is er schuldig aan de moord? Verder is de oorlog een overheersend thema.
Oorlog beïnvloedt Anton voortdurend. Het begint met de aanslag tijdens de
oorlog. Hier wordt hij de rest van zijn leven aan herinnerd. Vooral hierdoor is
dit boek typisch voor de literatuur van de naoorlogse generatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten